Kerkwijding

(Uittreksels van preken en toespraken die ter gelegenheid van de kerkwijding plaatsvonden.)

Deze kerk is nog niet gewijd, maar er is reeds een elan dat de tonnen staal en beton – en onze moeizame gang – verheft. Deze muren kunnen ons vleugels geven: zij vragen om een aanwezigheid, een ontmoeting. Ja, dit zal een heilig, ontzagwekkend oord zijn (Gen. 28,17), een poort naar de hemel, een plaats van strijd en van vrede.

Van een vrede die alleen de ontmoeting met onze God geven kan, de dagelijks ontvangen vriendschap tijdens de ontmoeting met de sterke en mysterievolle goddelijke aanwezigheid in de Eucharistie.

Maar ook van strijd, want voor God moet men standvastig zijn. God overwinnen in een strijd die harder is dan de menselijke slachten. De hele nacht volhouden, zoals Jakob in de strijd met de engel, totdat men de zegen afdwingt die zich over alle zonen van Israël uitstort.

Dat hier een geslacht van strijders moge beginnen die het waardig zijn Gods grote vrienden te zijn.

–––

Het gebed stelt zich niet tevreden met een snel gesprek, met een vluchtig contact waarin men enkele nieuwtjes vertelt en dan weer weg gaat. Het gebed is op de eerste plaats een relatie, aanwezig zijn, lang wachten. Het is de verwerkelijking van dit woord van Onze Lieve Heer: Verblijf in Mij! Deze opdracht verlangt noodzakelijkerwijs een plaats waar men graag lange tijd verblijft.

Het gebed wordt ook graag lofprijzing, door in de psalmen de woorden op te nemen die van God komen en ze Hem weer terug te brengen en er alle schoonheid in te leggen waartoe een mensenhart in staat is.

Het gebed houdt er tenslotte van ontvankelijk te zijn als tijdens de rust van een ochtendmis ieder het ware Lichaam van Hem ontvangt die voor ons zijn leven gegeven heeft.

–––

In een onder de voet gelopen, van het christendom vervreemd en geseculariseerd land verwacht men veel eerder de stichting van een apostolische congregatie met een liefdadig doel. En wij komen met een klooster, een volkomen nieuwgebouwde kerk, een omheining! Natuurlijk vindt hier een geloofshandeling plaats die niet iedereen begrijpen kan. Maar er is nog meer. Het kloosterleven wat het onze is, dat wij op bescheiden en serieuze wijze proberen te leven in een westerse wereld die zowel in oost als west heidens is, bestaat alleen uit de lofprijzing van God en de voorspraak voor de mensen. Een enge opvatting, waarvan wij echter in het geloof de buitengewone en mysterieuze omvang kennen. De constitutie van onze Orde drukt dit nog beter uit: Een geheime en mysterieuze apostolische vruchtbaarheid.

–––

In samenhang met de huidige ontkerstening hoort men vaak: Ook de monniken moeten aan het apostolische werk de absolute voorrang geven, het contemplatieve leven komt daarna! Wat als een overweging van een goed mensenverstand gezien kan worden, is in werkelijkheid echter een kortzichtig oordeel wat minstens een kleinzieligheid van het geloof weergeeft. Wij hebben samenlevingen gekend zonder kunst, of erger nog, met een door de ideologie opgelegde kunst. Het resultaat is een onteerd, steriel volk. Datzelfde geld voor de Kerk zonder gebed.